Artikel
17/1/23

Verschillen tussen pensioenfondsen

Door
Anton Kramer

Het totaal van de Nederlandse pensioenfondsen behaalde een licht positief overrendement. Maar is dit overrendement bij elk pensioenfonds gelijk? Wij deden onderzoek naar het overrendement bij individuele pensioenfondsen sinds 2007. Daarbij komen enorme verschillen aan het licht die over de gehele periode kunnen oplopen tot 80%. Overrendement blijkt sterk afhankelijk van het beleid dat het pensioenfonds heeft gevoerd.

Inleiding

In deel 1, “Overrendement in historisch perspectief”, bleek dat het totaal van Nederlandse pensioenfondsen sinds 1987 een licht positief overrendement heeft gerealiseerd. Daarbij is opgemerkt dat er tussen pensioenfondsen grote verschillen bestaan, zowel in het behaalde rendement als ook in het rendement van de verplichtingen. Daarom worden in dit deel 2 de cijfers voor de verschillende pensioenfondsen geanalyseerd.

Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de database van OverRendement, met daarin de gegevens van het merendeel van de Nederlandse pensioenfondsen. In de analyse is gekeken naar de periode 2007 t/m 2022 Q3. In 2007 werd het Financieel ToetsingsKader (FTK) geïntroduceerd, met daarin het voorschrift om de verplichtingen op marktwaarde te waarderen. Daarmee kan vanaf 2007 een zuivere berekening gemaakt worden van het overrendement. Vóór 2007 was veelal sprake van een vaste rekenrente waardoor er in de mutatie van verplichtingen geen directe koppeling zichtbaar is tussen het risicovrije rendement en de hoogte van de verplichtingen. Vanaf 2007 is die koppeling er wel, al is er wel enkele malen een fictief element aan de rekenrente toegevoegd. Inmiddels ligt de rekenrente weer dicht bij de marktrente en zijn de meeste fictieve elementen uit de berekening verdwenen.

Analyse totale markt

Wanneer eerst gekeken wordt naar het totaal van de Nederlandse pensioenfondsen (marktwaarde gewogen) dan kan de cumulatieve ontwikkeling als volgt worden weergegeven: 

In onderstaande tabel staan de geannualiseerde cijfers:

Het totaal van de Nederlandse pensioenfondsen behaalde in de periode 2007 t/m 2022 Q3 een jaarlijks overrendement van 0,9%. Het overrendement werd voornamelijk behaald in de jaren 2021 en 2022, tot dat moment bleef het cumulatieve rendement van de pensioenfondsen achter bij zowel het risicovrije rendement als ook bij het rendement op aandelen. 

Analyse individuele pensioenfondsen 2007 t/m 2022Q3

Vervolgens kunnen we op basis van de gegevens uit de database inzichtelijk maken wat de resultaten van de individuele pensioenfondsen zijn. Deze zijn weergegeven in onderstaande figuur waarbij elke stip staat voor een pensioenfonds. Het rendement van het pensioenfonds is afgezet tegen het rendement van de verplichtingen van dat pensioenfonds. Op de oranje lijn zijn beide rendementen aan elkaar gelijk. Pensioenfondsen boven de oranje lijn behaalden dus een positief overrendement terwijl pensioenfondsen onder de oranje lijn een negatief overrendement realiseerden.

De samenvattende tabel met gegevens ziet er als volgt uit:

In de kolom reëel overrendement worden de cijfers gecorrigeerd voor de gemiddelde jaarlijkse inflatie. Deze bedroeg 2,5% voor de periode 2007 tot en met 2022 Q3. Daaruit blijkt dat geen van de pensioenfondsen  voldoende overrendement haalde om de prijsstijging vanuit het rendement volledig te kunnen compenseren. Of volledige compensatie in de praktijk heeft plaatsgevonden hangt mede van andere factoren af, bijvoorbeeld van de dekkingsgraad aan het begin van de periode en de verhouding tussen ontvangen pensioenpremies en nieuwe pensioentoezeggingen. De gewogen gemiddelde dekkingsgraad aan het begin van de periode bedroeg 136%, de periode werd bij veel pensioenfondsen begonnen met enige indexatie-ruimte. 

Het valt op dat er grote verschillen zijn tussen het gerealiseerde overrendement van Nederlandse pensioenfondsen. Deze variëren van -2,8% per jaar tot +2,4% per jaar. Bij gelijke overige omstandigheden zou het ene fonds dus jaarlijks een korting van 2,8% hebben moeten doorvoeren terwijl het andere fonds de pensioenen elk jaar had kunnen verhogen met 2,4%. 

In onderstaande grafiek wordt duidelijk waar een verschil van meer dan 5% overrendement per jaar cumulatief na meer dan 15 jaar in resulteert. Fondsen met een hoog positief overrendement hebben ongeveer 35% indexatie-ruimte gecreëerd met de beleggingen. Bij gelijkblijvende andere factoren is een maandelijkse uitkering van EUR 1000,- daar gegroeid naar EUR 1350,-.  Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich fondsen die cumulatief meer dan 25% achter zijn gebleven bij het rendement van een risicovrije belegging. Bij gelijkblijvende andere omstandigheden is een maandelijkse uitkering gedaald van EUR 1000,- naar EUR 750,-. EUR 1350,- of EUR 750,-, een verschil van 80%.

Analyse individuele pensioenfondsen 2017 t/m 2022Q3

Kijken we naar een kortere periode, vanaf 2017, dan ziet de figuur met individuele pensioenfondsen er als volgt uit:

Het beeld van de periode sinds 2017 is daarmee aanmerkelijk positiever dan het beeld over de periode sinds 2007. Dit heeft vooral te maken met het jaar 2008 dat uit de cijfers wegvalt. Met een sterk positief rendement op de verplichtingen (vanwege de gedaalde rente) en een sterk negatief rendement op de beleggingen was het gewogen gemiddelde overrendement in dat jaar 34% negatief. 

Vrijwel alle fondsen behaalden sinds 2017 voldoende rendement om (gedeeltelijk) te kunnen indexeren en het merendeel van de fondsen ook voldoende om de gemiddelde inflatie van 4,2% volledig bij te houden. Of indexatie daadwerkelijk plaatsvond hangt wederom mede af van andere factoren. De gewogen gemiddelde dekkingsgraad aan het begin van de periode was 102% en daarmee werd in veel gevallen het overrendement in eerste instantie gebruikt om buffers aan te vullen. 

Wat ook opvalt is dat het verschil tussen het fonds met het laagste overrendement en het fonds met het hoogste overrendement over de periode sinds 2017 met 8,5% behoorlijk hoger is dan in de periode vanaf 2007. Waar het ene fonds vanuit het rendement geen ruimte heeft voor indexatie zou het andere fonds vanuit het rendement een jaarlijkse indexatie van 8,4% hebben kunnen toezeggen*. Cumulatief resulteert dit in een verschil van meer dan 60% over de periode van 2017 t/m 2022Q3. 

*In werkelijkheid was bij dit fonds vooral sprake van een gestegen dekkingsgraad, met 43 procentpunt. Op enig moment in de toekomst vormt dit uiteraard wel een bron voor indexatie maar per eind van Q3 2022 was nog slechts heel beperkt indexatie toegezegd, ook al omdat het overrendement vooral in 2022 is gerealiseerd.

Beoordeling resultaten

De vraag is in hoeverre dit verschil in overrendement een indicatie is voor goed of slecht beleid. Dit hangt af van verschillende factoren. Zo kan het zijn dat een pensioenfonds geen indexatie-ambitie heeft en enkel de nominale verplichtingen wil nakomen. In dat geval is het niet nodig om veel risico te nemen met de beleggingen. Ook heeft een aantal pensioenfondsen de verplichtingen herverzekerd bij een verzekeraar waarmee risico’s zijn verkleind. Tenslotte heeft elk pensioenfonds te maken met de eigen unieke populatie van deelnemers. Dit kan leiden tot een verschillende risicohouding voor de beleggingsportefeuille. 

In deel 3, “Overrendement en risico”, kijken we daarom naar een manier om prestaties van pensioenfondsen onderling te kunnen vergelijken.

Meer artikelen

Pensioenfondsen kennen EUR 126 miljard indexatie toe in 2022

Nieuws
3/10/23

Pensioenfonds Ranglijst 2022

Nieuws
19/9/23

Vaste rekenrente leidt tot 20% koopkrachtverlies in 2022

Artikel
27/3/23